Lei appel

Het snoeien van fruitbomen kan nauw komen, het beinvloed namelijk de groei van bloesems en het zetten van de vruchten. Door de snoei gaat de energie van de boom naar de juiste punten. Voor de malus zijn er twee goede momenten om te snoeien de winter en in de zomer na de bloei. Tijdens de wintersnoei wordt de grote snoei gedaan, met als doel de boom voldoende lucht en licht te geven. Zorg voor een open kroon met voldoende oude productietakken. Snoei op een dag dat het niet vriest zo hersteld de boom sneller van de snoeiwonden. De zomersnoei wordt gedaan na de bloei gedaan, snoei de waterloten (de eenjarige rechtop groeiende enten). Bij een grote productie pluk vroegtijdig een deel van de oogst. Kies de slechter uitziende appeltjes. Met het uitdunnen wordt uitputting van de boom voor de daarop volgende jaren voorkomen.

Appelboom op een laag-, half- of hoogstam

Fruitbomenkomen veel al in drie varianten, dit heeft te maken met de onderstam waar de boom op geënt is. De termen hoogstam, halfstam en laagstam duidt op de hoogte van de onderstammen. Hoogstambomen worden geënt op een onderstam van ongeveer 2 meter. Halfstambomen worden geënt op onderstammen van ongeveer 1.20 meter en laagstam bomen worden geënt om onderstammen van ongeveer 50 cm. Het enten van bomen is een vak apart. Het soort stam (hoog, half, laag) heeft ook invloed op de levensduur van de productie en wanneer de bomen vrucht gaan dragen. Een hoogstam geeft gemiddeld was na een jaar of 8 appels maar kan dan wel tot 100 jaar fruit geven. Een laagstam daarentegen geeft al na 3 jaar appels maar zal niet heel veel langer dan 20 jaar fruit blijven geven.